Landschapstriënnale tentoonstelling energielandschappen

Begeleidend essay bij tentoonstelling Landschapstriënnale 2021 Landschapslaboratorium ‘Onze Energie, Ons Landschap’
Auteurs: Dirk Oudes, Paolo Picchi & Sven Stremke
Datum: 16 April 2021

Net als veel andere Europese landen moet Nederland de uitvoering van de energietransitie versnellen om de internationale afspraken na te komen. Binnen Europa is Nederland een van de landen met de hoogste bevolkingsdichtheid. De beperkte ruimte in ons land noodzaakt ons tot het vinden van integrale en multifunctionele oplossingen om tot een hernieuwbaar energiesysteem te komen.

Toch lijkt het, op enkele prijzenswaardige voorbeelden na, alsof wind- en zonneparken, transformaties in de gebouwde omgeving en mobiliteitsverandering vooral gezien worden als een boekhoudkundig probleem: halen we de afgesproken percentages wel? De energietransitie draait dan al snel om economische haalbaarheid, technologische efficiëntie en democratische legitimiteit. Deze aspecten zijn, uiteraard, belangrijk. Tegelijk lijkt deze complexiteit te leiden tot een soort analysis paralysis als het gaat om de ruimtelijke uitvoering: zonne- en windenergie blijkt toch wel gevoelig te liggen, dus laten we nóg maar eens gaan rekenen aan kernenergie of in de uitgesleten groeven van het biomassadebat springen. Dit is een uiting van wat Roman Krznaric de ‘tirannie van het nu’ (the tyrranny of the now) noemt: de focus op het heden die ten koste gaat van het denken over de toekomst. Zijn hoofdboodschap is dat we ons als good ancestors moeten gaan gedragen, toekomstige generaties een stem moeten geven en weer moeten gaan denken in beelden over de toekomst.

Om deze verlamming van het denken in het heden weg te nemen, selecteerden we voor dit essay projecten van 10 talentvolle jonge ontwerpers aan de Academie van Bouwkunst van Amsterdam en Wageningen University. Dit essay begeleidt een tentoonstelling van hun werk in het kader van de Landschapstriennale 2021 in het van Gogh Nationaal park. De jonge ontwerpers werkten in de afgelopen jaren binnen een ontwerpstudio of hun Master thesis niet aan energietechnologieën, maar aan energielandschappen.

Op basis van hun werk verkennen we drie vragen. Als eerste staan we stil bij wie deze ruimtelijk ontwerpers zijn. Niet zozeer de jonge ontwerpers persoonlijk, maar welke rol ze vervullen in het nadenken over onze toekomstig energielandschap. Vervolgens laten we het potentieel zien van wat we kunnen bereiken als we de energietransitie op een ruimtelijke manier benaderen. Als laatste schetsen we hoe de energietransitie meer kan zijn dan een verandering van energiebronnen en omarmd kan worden door de samenleving.

1. Wie zijn deze ontwerpers?

In de energietransitie zien we dat abstracte doelen, op (inter)nationaal en regionaal niveau worden benoemd, en vervolgens op lokaal niveau moeten worden uitgevoerd. Deze opgave realiseren zonder de gevolgen (weer) af te wentelen op andere plaatsen of tijden, vereist de creativiteit van landschapsarchitecten, architecten en stedenbouwkundigen. Ruimtelijk ontwerpers zijn in staat om verleden, heden en toekomst met elkaar te verbinden. Aristoteles wees ons al op het belang van historici en dichters: historici gebruiken het verleden om het heden beter te begrijpen en te duiden. Dichters gebruiken het gedicht als middel om over de toekomst te communiceren. In ons onderwijs stimuleren we ruimtelijk ontwerpers om zowel historici als dichters te zijn: zo kunnen ze toekomstige energielandschappen ontwerpen in sterke verbinding met het verleden.

Als historicus vraagt de energietransitie om gevoeligheid en authenticiteit van ontwerpers voor de kenmerken en kwaliteiten van een plek, van een landschap. Hoewel landschap helaas nog wel eens als

synoniem wordt gebruik voor ‘groene buitenruimte’, heeft dit begrip een veel complexere en een gelaagde betekenis. Een landschap is niet alleen een gebied met allerlei fysieke kenmerken (open, besloten, rechtlijnig, organisch etc.) maar ook een gebied waar lokale landschapsgebruikers verschillende betekenissen aan toekennen en (deels) hun identiteit aan ontlenen. Dit houdt onder andere in dat mensen het recht hebben om mee te denken in de ontwikkeling van hun directe leefomgeving, het landschap, zeker bij grootschalige transformaties als gevolg van de energietransitie. We zien dan ook dat de jonge ontwerpers in het werken met de energieopgave zich verdiepen in hoe mensen hun eigen leefomgeving begrijpen en waarderen.

Vincent Peters heeft dit opgepakt in zijn afstudeerproject Recycling Energy Landscapes, waarin hij de afbouw van aardgaswinning in Groningen oppakt om deze fossiele energielandschappen te recyclen tot landschappen met ruimte voor hernieuwbare energie, voedselproductie en waterberging (fig. 1). Zijn ontwerp komt mede tot stand door een verdiepende analyse in de aardgaswinning en wat dit voor het landschap en de mensen in Groningen heeft betekend. Ziega van den Berk verdiepte zich in de kwaliteiten en kenmerken van een plek waarvan de bewoners zich niet zo makkelijk mengen in het debat. In haar project Het Doggersland, de kraamkamer van de Noordzee geeft ze een stem aan het onderwaterleven in de Noordzee. Van het ontwerp van de turbinevoet tot het ontwerp van het hele windpark stond het stimuleren van de groei van het zeeleven centraal.

Voor de energietransitie op land en zee is dit een belangrijke vraag voor ontwerpers: hoe nemen we voorkeuren mee van mensen die niet op bewonersavonden komen, omdat ze te jong zijn, geen tijd hebben of nog niet geboren zijn?

Als dichters moeten ontwerpers de oplossingsruimte van lokale belanghebbenden verbreden en hen  meenemen in beelden van een mogelijk toekomst. Technologieën zoals windturbines en zonnepanelen zijn van zichzelf al sterk gestandaardiseerd – het is daarom des te belangrijker om alternatieve oplossingen te schetsen die bij de plek passen. Alain de Botton betoogt in zijn boek The Pleasures and Sorrows of Work dat we hedendaagse ‘artiesten’ nodig hebben om ons beeld van productieve, technologische landschappen te veranderen. Hij trekt de vergelijking met de manier waarop 16e en 17e eeuwse landschapsschilders ons waardering van wat we nu ‘traditionele’ windmolens noemen hebben beïnvloed. Vroege windmolens werden verketterd door de kerk en soms zelfs in brand gestoken door argwanende inwoners. Ook nu is er behoefte aan een nieuw narratief en sterke voorbeelden die onze esthetische beleving transformeren. In de 21e eeuw gebeurt dat niet eenzaam achter een ezel in het landschap, maar actief luisterend, vragend en schetsend te midden van de lokale gebruikers van het landschap.

In het project ‘Not just another solar field’ laat Florian Becker zien hoe dit in de praktijk kan werken. Zijn afstuderen maakte deel uit van een lopend project, om een voormalig afvalstortplaats in Mastwijk (ten zuiden van Utrecht) te transformeren tot zonnepark. Samen met een groep van omwonenden, de grondeigenaar en tevens initiatiefnemers, onderzochte hij de herontwikkeling van een afvalstortplaats tot een energietuin voor de lokale gemeenschap.

Op deze manier werken ontwerpers als historici en dichters van de toekomst, samen met lokale belanghebbenden en anderen, als good ancestors aan het erfgoed van de 21 eeuw.

2. Wat moet er ontworpen worden? 
Van het wie kijken we nu naar het wat. Wat zijn dan de energielandschappen waar we naar zouden moeten streven? We betogen dat de energietransitie een kans biedt om de cultuurlandschappen van de 21e eeuw te ontwikkelen, uitdrukking gevend aan nieuwe verantwoordelijkheden (onder andere voor het klimaat), herwonnen eigenaarschap en lokale trots. 

Veel van de beroemde Europese cultuurlandschappen zijn gemaakt met primair economische en productieve doelstellingen. Denk aan de Beemster, Kinderdijk maar ook meer anonieme, alledaagse landschappen die we nu ook waarderen vanwege hun schoonheid of recreatieve mogelijkheden. Door de tijd heen zijn we cultuurlandschappen anders gaan bekijken en beoordelen, soms geven wij hun zelfs de status van UNESCO werelderfgoed. We moeten dus op zoek naar het cultuurlandschap van de 21e eeuw.

Het project De kracht van algen en insecten van Lieke de Jong (zie fig.2) is een goed voorbeeld van hoe een cultuurlandschap van de 21e eeuw eruit zou kunnen zien. Lieke neemt een mogelijk veranderende voedselvraag als uitgangspunt om de Lopikerwaard in Utrecht te transformeren. Met insectenkwekerijen in de melkveestallen komt 90% van de weilanden beschikbaar terwijl de geproduceerde voedingswaarde gelijk blijft. Ze stelt voor om het resterende 10% te gebruiken voor energiewinning door middel van algenproductie in combinatie met langjarige natuurontwikkeling en bodemherstel. Magalí Sanz ontwierp een kustverdedigingslinie ten westen van Zeeland, in combinatie met windenergie, recreatie en ecologie. Wat ze voorstelt is een manier om zelfs offshore projecten een plek of landschap te laten worden; geen afstandelijke, bijna abstracte windparken die voer zijn voor een discussie over horizonvervuiling, maar een culturele expressie van onze samenleving om ons zowel aan te passen aan klimaatverandering, als klimaatverandering zoveel mogelijk af te remmen.

Waar een ontwerp relatief snel wordt gemaakt, kan het (her)waarderen van cultuurlandschappen soms wel enkele eeuwen op zich laten wachten. Tijd die er in de huidige klimaatcrisis niet is. Toch kan tijd wel een belangrijke sleutel zijn in het ontwikkelen van energielandschappen. De relatief korte (economische of technische) levensduur van bijvoorbeeld zonne- en windenergie biedt ook kansen, hoewel niet in de populaire gedachte dat alle energielandschappen na 25 jaar weer zijn verdwenen. In hernieuwbare energielandschappen komen lange termijn strategieën en korte termijn aanpassingen bij elkaar. Op de lange termijn kunnen energielandschappen natuurlijke processen ondersteunen die tijd nodig hebben: denk bijvoorbeeld aan natuurlijke successie in het project van Hester Koelman of veengroei in het project van Philippe Alignet.  Zo kan op een slimme manier een volgende generatie genieten van een landschap met hoge kwaliteit. Op de relatief korte termijn biedt de levensduur van 25 jaar voor iedere generatie een opening om mede vorm te geven aan hun landschap.

Yingzi Wang geeft hier een tastbare vorm aan doormiddel van een stedelijk energiepark in Amsterdam, als onderdeel van de herontwikkeling van het terrein van de Hemwegcentrale. In deze gefaseerde ontwikkeling worden eenvoudige modules van verhoogde zonnepanelen als een moderne tetris ingezet om dit terrein door de tijd heen te transformeren tot stadspark.

Deze voorbeelden laten zien dat de energietransitie een kans is voor bestuurders en beleidsmakers om een maatschappelijk transformatieproces in gang te zetten. Voor de ontwerppraktijk en de ontwerpopleidingen is dit een kans om te evolueren en een samenhangende aanpak, misschien zelfs een stijl, te ontwikkelen aan de hand waarvan deze cultuurlandschappen kunnen worden vormgegeven.

3. Hoe kan energietransitie (opnieuw) cultuurlandschappen laten ontstaan?
Als laatste staan we stil bij hoe de energietransitie kan leiden tot de gewaardeerde cultuurlandschappen van de 21e eeuw: welke benadering is hiervoor nodig? Op dit moment worden de techniek (bijvoorbeeld een zonnepark) en de locatie (het landschap) vaak nog als twee losse eenheden gezien: een zonnepark heeft een effect op het landschap en die wordt zo goed mogelijk aangepakt om binnen een set van afgesproken normen te blijven. Het risico van deze benadering is, dat ondanks de focus op het zoveel mogelijk behouden van wat er is, kwaliteit toch langzaam afbrokkelt. Een nieuwe haag kan wel het zicht op een gestandaardiseerd zonnepark ontnemen, maar niet verhullen dat de algehele ruimtelijke kwaliteit in de ogen van velen zal afnemen. Hoewel denken in garanties, haalbaarheid en normeringen nuttig zijn, vertroebelen ze soms ook het zicht op de toekomstige leefomgeving. Geef meer ruimte om aan energielandschappen te ontwerpen, zoals de jonge ontwerpers in deze tentoonstelling hebben gedaan. Geef ruimte om techniek en het ontvangende landschap als een geheel te zien: als een energielandschap. Dan ontstaat ruimte om op veel meer lagen verbindingen te leggen, voorbij de geluidszones en geurcirkels. Denk aan slimme functiecombinaties, aandacht voor sublieme ervaringen en tijd als een manier om een landschap te laten groeien in kwaliteit. 

In plaats van milieueffecten ligt dan de nadruk op het creëren van (meer) waarde. Zo’n waarde creatie benadering begint met redeneren vanuit het landschap en kijkt vervolgens hoe energievoorziening (in welke vorm dan ook) hier een bijdrage aan kan leveren. In het uiterste geval worden er zo zelfs nieuwe landschappen gemaakt: de offshore projecten van Ziega van den Berk en Magalí Sanz laten zien hoe een integrale benadering van plek en technologie kan leiden tot nieuwe (onderwater)landschappen.

Locaties worden niet geselecteerd omdat daar de laagst mogelijke negatieve impact te verwachten is, maar omdat daar de hoogst mogelijke waarde te realiseren is. De keuze voor technologie, de precieze plek en het ontwerp is een gevolg van bestaande en gewenste toekomstige ruimtelijke kwaliteit, en niet andersom. Denken in ruimtelijke kwaliteit heeft in Nederland een lange traditie. Het concept ruimtelijke kwaliteit wordt vaak opgesplitst in functiewaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. In het Klimaatakkoord van 2019 is streven naar ruimtelijke kwaliteit zelfs een van de vier ‘ruimtelijke principes’, maar dit begrip is met betrekking tot de energieopgave nog maar weinig geoperationaliseerd. De projecten in deze tentoonstelling helpen om hier meer gevoel bij te krijgen. 

Het project van Changsoon Choi bijvoorbeeld, richt zich met name op de functiewaarde door meerdere functies te combineren in een kunstmatig eiland voor de kust van Zuid-Holland. Het eiland functioneert als kustbescherming, levert voldoende energie om aan de energievraag van Amsterdam in 2040 te voldoen en creëert habitats voor o.a. zeehonden. De locatie van het eiland is bepaald om als ecologische stepping stone te fungeren tussen de westkust van Nederland en de Waddenzee. Hester Koelman stelt voor om de Lopikerwaard (Utrecht) te transformeren met 30.000 kleine windpalen in plaats van hoge windtubines met wieken. Het grid van windpalen contrasteert met de huidige verkavelingsstructuur van de polder en voor stedelingen is het mogelijk om hun eigen windpaal te adopteren en de polder in te trekken om deze op te zoeken. Hester onderzocht hiermee een alternatieve belevingswaarde van het 21e eeuwse cultuurlandschap. Het project van David de Boer (zie fig.3) focust zich op toekomstwaarde. David stelt voor om de draagconstructie van zonnepanelen te gebruiken om in het IJmeer een serie eilanden te laten ontstaan. Zonne-energie wordt zo gebruikt om een proces van verlanding in gang te brengen en hotspots voor biodiversiteit en recreatie te ontwikkelen. Na verloop van tijd worden de zonnepanelen weggehaald, kunnen vegetaties zich stabiliseren en worden de panelen gebruikt om een volgend eiland te creëren waar een vergelijkbaar proces zich herhaald.

4. Illegaal, onhaalbaar en zonder zorgvuldige participatie?
De verandering in denken die we hier schetsen, geïllustreerd door de projecten van jonge ontwerpers, lijken op het eerste gezicht illegaal, onhaalbaar en mogelijk niet gedragen door lokale belanghebbenden. Het project van Philippe Alignet bijvoorbeeld, gaat uit van mobiele zonnepanelen die door de tijd roteren in een gevarieerd productief landschap. Het afwisselend gebruik van land voor energie of voedselproductie zal voor problemen zorgen binnen de huidige regelgeving. Ziega van den Berk stelt voor om een variatie aan turbinevoeten te maken met gebiedseigen materiaal om zo een rijker onderwaterleven te laten ontstaan. Deze aanpak zal niet een-op-een in te passen zijn binnen de offshore industrie die baat heeft bij standaardisering en efficiëntie. Lieke de Jong verkent insectenkwekerijen als een ruimtelijke efficiëntere vorm van voedselproductie, maar op dit moment is de maatschappelijke vraag hiernaar nog veel te laag om een dergelijke landschapstransformatie te kunnen verantwoorden.

Een waarde creatie benadering staat in contrast met het werken met standaarden, tegen lage kosten en met hoge snelheid. Dit is deels te verklaren met de eerder genoemde tirannie van het nu van Roman Krzanric, terwijl de jonge ontwerpers laten zien dat het denken als good ancestors juist nieuwe ideeën, inspiratie en meerwaarde oplevert. 

Gelukkig zien we dat een deel van de ideeën die de jonge ontwerpers voorstellen al haalbaar zijn, maar vaak nog niet wijdverspreid. Financiële opbrengsten van hernieuwbare energieprojecten worden op dit moment al ingezet om meerwaarde te creëren. In Gussing (Oostenrijk) bijvoorbeeld, waar biomassawinning een duurzame vorm van coöperatief bosbeheer mogelijk maakt. Of in Sasso di Castelda (Italie), waar financiële opbrengsten vanuit zon, wind en waterkracht zijn gebruikt om een spectaculaire hangbrug te realiseren. Deze brug nodigt uit om deze (energie)landschappen op een spectaculaire manier te beleven. Ook zorgen technologische vooruitgang en andere vormen van innovatie dat wat voorheen illegaal was nu toch binnen wettelijke regels past. Denk aan geavanceerde radarsystemen op windturbines om windenergie te kunnen combineren met natuurontwikkeling. 

Bij het denken in toekomstige energielandschappen met meerwaarde staat niet zozeer acceptatie (van een ingreep) centraal, maar de mogelijkheid van lokale belanghebbenden om zelf de kwaliteiten van hun toekomstige leefomgeving te benoemen en vorm te geven. Zorg dragen voor het heden en het erfgoed van de toekomst vormgeven. Een denkkader zoals ruimtelijke kwaliteit kan hierbij zeer behulpzaam zijn: geen top-down normering maar een lokaal gedragen, samenhangend beeld van ruimtelijke kwaliteit. Deze benadering van energielandschappen helpt om te komen tot plekken die omarmd worden door de lokale bevolking. Ter illustratie, tijdens de beginfase van de corona-crisis ontstond in Italië het initiatief om lokale symbolen te verlichten met de Italiaanse vlag, als boodschap van hoop naar de lokale bevolking. Het dorpje Viticuso (iets ten noorden van Napels) gebruikte het lokale windpark om de boodschap “Alles komt goed” te communiceren (zie fig.4). Dit windpark is het toekomstig erfgoed van dit dorp en is er in geslaagd de geschiedenis en tradities van een Italiaans bergdorpje zelfs tot in Nederland bekend te maken.

Tot slot. We zien jonge dichters die energielandschappen in onze belevingswereld tot leven wekken. Energielandschappen die op dit moment misschien nog illegaal, technisch onhaalbaar en zelfs zonder zorgvuldig participatieproces tot stand zijn gekomen. Ze zetten zich hiermee af tegen de huidige praktijk: in een moeizaam en taai proces worden een wind- en zonneparken zo gesitueerd dat negatieve effecten zo laag mogelijk zijn. Hoe dan ook, het liefst draaien we ons hoofd de andere kant op als we er langs komen. De alternatieve benadering die deze jonge ontwerpers voorstellen richt zich op het creëren van meerwaarde. Deze benadering kan in de praktijk waarschijnlijk nog op weerstand rekenen: wat je doet mag helemaal niet! Wie gaat die extra kwaliteit betalen?! Wil de lokale omgeving wel een energielandschap zien? Maar het is aan deze jonge generatie om door deze eerste reflex heen te breken, te experimenteren, af en toe fouten te maken, en zich te gedragen als good ancestors om de basis te leggen voor energieke cultuurlandschappen.

Delen