Geert den Boogert

Geert den Boogert

Opleiding
Stedenbouw
Lichting
2015

Boemerang Sloterdijk: Sustainable City Making

Dit project laat zien hoe Amsterdam duurzaam kan groeien. Dit kan door de verwachte bevolkingsgroei op strategische punten te concentreren., zodat Amsterdam zich ontwikkelt naar een polycentrische stad. Boemerang Sloterdijk zet in op een nieuw centrum rondom Sloterdijk, dat de binnenstad, Nieuw-West en Noord met elkaar verbindt. Het project voorziet in 60.000 nieuwe woningen en 40% aan oppervlak voor voorzieningen en werken. Dit is qua programma vergelijkbaar met Maastricht. De planhorizon is 2040.

Uitgangspunt is dat een duurzame stad grondstoffen en ruimte intensief gebruikt. Dit houdt in dat mensen ruimte, voorzieningen en producten met elkaar delen. Wat minder voor een ieder alleen, maar met veel meer mogelijkheden voor allen. Met een fiets en een phone ben je koning in de stad. Noodzakelijke ruimtelijke randvoorwaarden voor een aantrekkelijke voorzieningenstad zijn een hoge verblijfskwaliteit, een hoge dichtheid en een groot aanpassingsvermogen.

Het uitgangspunt van intensief gebruik geldt net zo goed voor de investeringen op weg naar die duurzame stad. Elke investering en iedere ontwikkeling dient meerdere doelen en is strategisch gepoistioneerd. Zij hebben betekenis voor de nieuwe én de bestaande situatie, plus een doorwerking naar de toekomst. Door ‘binnen de ring’ te verstedelijken, profiteren nieuwe bewoners van de voorzieningen in de binnenstad en van de bestaande ‘ringfra’. Tegelijkertijd ontstaat een nieuw centrum dat de kloof overbrugt tussen het populaire centrumgebied binnen de ring en de vermeden uitleggebieden. Boemerang Sloterdijk brengt het IJ naar de stad, legt het station in de stad en maakt van het Westerpark één grote openbare groene carrousel, een verbindend stadspark.

Maar wat maakt de voorgestelde ontwikkeling nu anders dan eerdere groei van Amsterdam? Ten eerste: Amsterdam breidt ruimtelijk niet uit. Nieuwe woningen komen tot stand door transformatie van gebieden in plaats van door uitleglocaties. Dit betekent dat ontwikkelingen aanhaken bij wat er reeds is en dat de stad gradueel groeit in plaats van grootschalig wordt gebouwd. Ten tweede: de grote investeringen zijn gericht op het verhogen van de stedelijke kwaliteit en het functioneren van het bestaande netwerk. De miljarden die de afgelopen decennia in perifere landelijke infrastruur landden, komen nu terecht in het onder de grond brengen van infrastructuur in stedelijke gebieden, de openbare ruimte daarboven en het versterken van het metronetwerk. Ten derde: de stad richt zich primair op appartementen in een hogere dichtheid met voldoende ruimte en licht. Bebouwing is gemiddeld 8 verdiepingen hoog, blokken zijn relatief diep (60-75m) en 25% van het grondoppervlak wordt bebouwd. Alle doelgroepen gaan gestapeld wonen. Het bouwblok blijft uitgangspunt, maar met een nog sterker contrast tussen de levendige straten en rustige groene binnenhoven. De binnentuinen hebben een collectief deel, waar bomen privacy en groenbeleving garanderen op balkons. Ten slotte: de duurzame stad richt zich op natuur, beweging en beleving. Binnen de centra en in het centrumgebied is de inrichting van de openbare ruimte gericht op de voetganger en de fietser. Verblijfskwaliteit is essentieel. Daarbij is veel aandacht voor groen en water. Dit is niet alleen goed voor de natuur en leuk voor de bewoner, het vergroot tevens het natuurlijk aanpassingsvermogen van de stad bij hitte en regenval.

Afstudeercommissie: Ellen Marcusse (mentor), Ton Schaap, Cees van der Veeken. Toegevoegde leden t.b.v. het examen: Henk Bouwman, Marco Broekman.

Terug naar lijst
Delen