Geplaatst: April 2010, Maria Hagen, AHK.

'Nederland bouwt nog altijd in baksteen.'

Jan Peter Wingender is aangesteld als lector aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. De komende drie jaar zal Wingender in het lectoraat Material & Design een onderzoek doen onder de titel Tectonics in contemporary brick architecture. Tektoniek is de leer van de architectonische vormen in hun verband met constructie en techniek. Wingender wil binnen het lectoraat met studenten van de Academie de unieke, eigen vormentaal van het materiaal doorgronden.

‘Adolf Loos, één van de pioniers van de moderne architectuur, stelt dit fundamentele thema aan de orde in zijn Das Prinzip der Bekleidung,’ vertelt Wingender. ‘De constructie is niet langer het wezenlijke aspect van de architectuur, Loos redeneert vanuit het materiaal, vanuit tactiliteit en textuur. In mijn werk is dit een belangrijk uitgangspunt. Als architect heb je materiaal, ruimte en licht ter beschikking. Die ingrediënten vormen de taal van de architect, daarmee druk je je uit. Materiaal is een essentieel deel van het vocabulaire en het idee wordt daarmee onder woorden gebracht. Die woorden vormen echter ook mede het idee. Het materiaal is bepalend voor het geheel zoals woorden bepalend zijn voor wat je zegt, wat je wilt uitdrukken.’ In essentie richt het onderzoek zich op de uitdrukkingsmogelijkheden die baksteen biedt en de onderliggende vraag hoe en waarom architecten het materiaal toepassen.

Ontdaan van spruitjeslucht
In Nederland wordt van oudsher veel met baksteen gebouwd en we kennen tot in de jaren ’50 een enorme rijke traditie. De tentoonstelling in het museum Boymans Nederland bouwt in baksteen 1800-1941 kan echter als een breekpunt in die traditie worden beschouwd. De tentoonstelling werd geopend vlak na het bombardement op Rotterdam in 1940. Direct naast het verwoeste oude centrum van de stad werd de rijkdom van de Nederlandse architectuurgeschiedenis en de uitdrukkingsmogelijkheden van baksteen als architectonisch materiaal gepresenteerd. Wat een viering had moeten zijn van de Nederlandse baksteentraditie werd door tijdstip, plaats en nationalistische toon bijna een affront voor de stad met het trauma van het bombardement vers in het geheugen. Het materiaal werd een onderdeel van de naoorlogse richtingenstrijd in de Nederlandse architectuur en stedenbouw en werd door de moderne en daarop volgende forumgeneratie gemarginaliseerd. Er is in de naoorlogse periode natuurlijk veel met baksteen gebouwd, maar dat kreeg in het debat simpelweg geen plaats. De marginale rol die bijvoorbeeld de Bossche School is toebedeeld is daarvan een voorbeeld. Latere generaties hebben ook echt afstand genomen van het materiaal.

In de eerste generatie stadsvernieuwingsprojecten speelt baksteen bijna geen rol van betekenis. Pas vanaf de tweede helft van de jaren ’80 ontstaat daarin weer interesse. De baksteen had zijn herintrede als serieus materiaal in Nederland door het gebouw Piraeus op het KNSM-eiland van de Duitse architect Hans Kollhoff. Hier begon als het ware de renaissance van de Nederlandse baksteenarchitectuur. Hans Kollhoff, die de Piraeus samen met Christian Rapp ontwierp, liet zich inspireren door de Amsterdamse baksteentraditie van Cuypers, Berlage en Oud. ‘De Piraeus werd met veel aplomb gepresenteerd; dit was een groots, stedelijk gebouw in baksteen, ontdaan van alle spruitjeslucht. De invloed van de buitenlandse architecten zoals Kollhoff, maar ook Siza in Den Haag en Grassi in Groningen was nodig voor herwaardering en als inspiratiebron.’

Menselijke maat
‘De inspiratie voor dit onderzoeksthema komt onder andere voort uit mijn eigen werk. Ons bureau past veel baksteen toe en besteedt veel aandacht aan materialisering en detaillering van het gebouw. Dan ligt interesse voor het materiaal voor de hand.’ Bij zijn oratie aan de TU Eindhoven refereerde architect en hoogleraar Christian Rapp aan de gangbare metafoor voor een huis als een ruimer kostuum, en daarmee aan de baksteen als het verbindingsstuk tussen mens en gebouw.

Wingender: ‘Mensen hechten aan gebouwen en dat wordt mogelijk door het materiaal. De baksteen brengt de menselijke maat terug in de architectuur. Je kunt zeggen dat de baksteen tot de genen van de Nederlandse cultuur behoort. Eén van de doelen van mijn onderzoek is om een bestandsopname en diagnose van de toepassing van dit bouwmateriaal te maken; waar staan we op dit moment bij de toepassing van baksteen?’

Onderwijs als inspiratie
‘Bovendien speelt mijn ervaring in het onderwijs een belangrijke rol. Samen met Machiel Spaan, hoofd van de masteropleiding Architectuur aan de Academie van Bouwkunst, heb ik de afgelopen jaren workshops gegeven waarin maken en denken zijn vervlochten. Het één volgt niet op het ander. In oefeningen gaan studenten met de bakstenen aan de slag en zien ze de tektonische mogelijkheden en beperkingen van metselwerk. In deze oefening ondervinden studenten dat elk materiaal zijn eigen logica heeft, zijn eigen vocabulaire. Het was verrassend om te zien hoe snel het eigen gemaakt werd en hoe zij in korte tijd konden doordringen tot de enorme mogelijkheden die in het materiaal besloten liggen.’

Lichtvoetig verkennen in de Academie
‘De Academie is de aangewezen plek om kennis over het materiaal en de toepassing te vergaren, betekenissen inzichtelijk te maken, te praten, debatteren en reflecteren om zo de traditie verder te helpen. Het lectoraat gaat over diagnose van de huidige stand van een traditie; we moeten zichtbaar maken wat gaande is.

Voor alle duidelijkheid, ik wil in de Academie niet de discussie over traditionalisme en modernisme opnieuw voeren; dat gebeurt al op ruime schaal. Maar de Academie als spil tussen praktijk, onderwijs en theorie is dé plek om dit praktijkonderzoek te doen. Binnen het lectoraat dat de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten gecreëerd heeft, is het mogelijk om een oprechte wederzijdse beïnvloeding van theorie, praktijk en onderwijs te bewerkstelligen. Dat is uniek. Lichtvoetig, al doende verkennen en diagnosticeren: dat kan alleen hier binnen het concurrent onderwijs met docenten en studenten die steeds intensief met de praktijk verweven zijn.’

Van steen tot stad
‘Ik wil vakgenoten mobiliseren om bij te dragen aan de discussie. Die wordt op alle niveaus gevoerd met stedenbouwkundigen, aannemers, opdrachtgevers, supervisors, fabrikanten en metselaars, noem maar op.’ Er zijn zo veel vakmensen betrokken bij het maken van een gebouw. Het gaat soms zo ver dat de architect zelf het materiaal niet meer kiest. In sommige stedenbouwkundige plannen is de soort en kleur steen bijvoorbeeld al vastgelegd voordat er een architect aan tafel komt.

Daar tegenover staat de enorme belangstelling van alle betrokkenen bij de selectie van een steen voor een project. Dat is niet alleen van deze tijd; de steenkeuze van Cuypers voor het Rijksmuseum leidde destijds tot kamervragen. Mij interesseert bijvoorbeeld de vraag hoe een architect eigenlijk tot een voorstel of keuze komt. Uit dat enorme palet aan mogelijkheden maakt hij een keuze; welke argumenten of inzichten spelen daarbij een rol? Nu zijn er zelfs weer architecten die stenen ontwerpen of hun eigen steensortering samenstellen.’

Stenen jurken
‘Door het onderzoek binnen het lectoraat zal zoveel mogelijk kennis over het materiaal baksteen verzameld worden. Wat is een bakstenen gebouw eigenlijk? Het meeste wat we zien aan nieuwe gebouwen heeft als het ware een stenen jurk. Je vindt amper nog dragende constructies van metselwerk. Eén van de grote uitzonderingen is de bibliotheek van Bruno Fioretti Marquez in Köpenick bij Berlijn. Daar zie je zelfs aan de buitenkant dat het gebouw door metselwerk wordt gedragen.

Waarom bouw je eigenlijk nog met baksteen? Technisch is zo veel mogelijk. Is het omdat het milieu een rol speelt of de baksteen als passend bij de menselijke maat wordt beschouwd. Gaat het om traditie, gevoel, bestendigheid, duurzaamheid of de prijs? En in de afgelopen twintig jaar is er in de architectuur een grote nadruk komen te liggen op begrip ”concept”. Materiaal en materiaaltoepassing werden, en worden, veel vanuit het concept bepaald; je zou kunnen spreken over het materialiseren van een concept. Het onderzoek richt zich op de omgekeerde weg; het conceptualiseren van een materiaal. De discussie over baksteen zal ook het vehikel vormen voor de discussie over materiaal-concept versus concept-materiaal.

Het eerste wat ik ga aangrijpen is een tentoonstelling over moderne baksteenarchitectuur met als titel 'An Exacting Material: Tectonics in Contemporary Brick Architecture', een tentoonstelling om de verankering in de bouwcultuur van dit veeleisende, precieze en dwingende materiaal duidelijk te maken.’


Jan Peter Wingender (1965) studeerde aan de Technische Universiteit Eindhoven en het Berlage Instituut in Amsterdam. Hij werkte bij Rudy Uytenhaak, waarna hij in 1995 samen met Joost Hovenier het bureau Wingender Hovenier Architecten oprichtte. Wingender Hovenier Architecten richt zich op het ontwerpen van gebouwen en stedenbouwkundige ensembles voor uiteenlopend gebruik in Nederland en Zwitserland. Naast zijn betrokkenheid bij de ontwerpen geeft Jan Peter regelmatig lezingen, schrijft hij over architectuur en heeft hij zitting in diverse adviescommissies en jury's. Hij is gastdocent en examinator geweest op diverse architectuuropleidingen in binnen- en buitenland. Van 2003 tot 2007 was hij hoofd van de opleiding architectuur aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Vanaf 2010 is hij lector aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten met een onderzoek naar An Exacting Material; Tectonics in Contemporary Brick Architecture.

Delen